Voor het EMG hangt de uitgebreidheid van het onderzoek vooral af van de vermoede aard en lokalisatie. Met motorisch geleidingsonderzoek van de m. extensor carpi ulnaris (ECU) of extensor indicis proprius (EIP en sensibel onderzoek (SNAP) van de n. radialis superficialis (figuur 3) kan men documenteren of er verlies is van motorische en/of sensibele axonen en of er een focale geleidingsstoornis aanwezig is. Hierbij kan men de CMAP en SNAP ook met de contralaterale zijde vergelijken (afwijkend als de CMAP/SNAP ipsilateraal <50% is dan contralateraal). Op indicatie kan naaldonderzoek helpen met het lokaliseren (ter hoogte van de interosseus posterior, een proximale radialis lesie of in de plexus).
- ‘Double trouble" lesies bij crush/tractieletsel
- Neuro-/axonotmesis
- Verdikking, neuroom
- Relatie met plaat/schroefwerk
Overige structurele afwijkingen
- Torsie/constrictie (mn bij NA).
- Ganglion/cyste, schwannoom, neurofibroom perineurinoom, lipoom.
- Vasculaire afwijkingen: AVM, (pseudo)aneurysma, veneus aneurysma, AV-fistel, hypertrofe lus van Henry, trombose a. radialis.