Elektromyografie

Protocollen

Tarsale tunnel syndroom
Zenuwechografie heeft de voorkeur boven het EMG voor de diagnostiek bij verdenking op een tarsaletunnelsyndroom (TTS).[15] Voor zenuwechografie geldt daarbij als vuistregel dat niet alleen de zenuw zelf verdikt dient te zijn maar er ook een aanwijsbare oorzaak in de weefselcontext zichtbaar moet zijn (zoals compressie door osteofyten, varices, hypertrofe of accessoire spieren, tenosynovitis, een  lipoom, ganglion of cyste).[15-17] Het geleidingsonderzoek bij TTS kent veel beperkingen. Het is technisch vaak lastig uit te voeren, onder andere omdat de sensibele responsen laag van amplitude zijn, ze gevoelig zijn voor stimulatie-artefacten en vaak door de dikke huid van de voetzool lastig zijn op te wekken).[12, 18] Bij verdenking op een TTS is geen plaats voor naaldonderzoek. Er is geen aangetoonde meerwaarde. Het is een pijnlijk onderzoek en de spieren zijn moeilijk te activeren. Daarnaast zijn denervatieverschijnselen in de kleine voetspieren bij een aanzienlijk deel van gezonde ouderen aanwezig. Het geleidingsonderzoek kan men richten op het meten van de SNAP’s van de n. plantaris medialis en lateralis (orthodroom), de distale motorische latentie (DML) afgeleid van de m. abductor hallucis (AH) en een vergelijking met de contralaterale zijde.[12, 18]

 

Gestandaardiseerde anatomische punten echografie

EMG afkapwaarden

Perineuraal

- Vasculair: (pseudo-)aneurysma, tromboflebitis, varices, malformaties, etc.

- Bot: synostose, osteophyten, fractuur/callus

- Spier: hypertrofe/accessoire spier.

- Bindweefsel: ganglion, (synoviale) cyste, lipoom. tenosynoviitis, fibrose, fasciitis.

Overig neuraal

schwannoom, neurinoom.